Begroting 2020

Investeringen

Investeringen

Toelichting bij: Investeringen

Het investeringsprogramma 2020-2023 bevat als basis de jaarschijven 2020 tot en met 2022 uit het IP 2019-2022 in de begroting 2019. Vervolgens zijn deze jaarschijven geactualiseerd naar aanleiding van nadien genomen besluiten en nieuwe aanmeldingen. Bovendien zijn verschuivingen tussen de jaarschijven verwerkt en nieuwe aanmeldingen in de jaarschijf 2023 verwerkt.

De aanmeldingen voor de nieuwe jaarschijf 2023 bestaan in hoofdzaak uit de bekende bedragen die nodig zijn voor de uitvoering van bestaande meerjarige onderhoudsprogramma’s voor onderwijs-huisvesting en openbare ruimte (wegen, riolering, groen, verlichting etc.). Ook zijn de gebruikelijke investeringen voor informatievoorziening en automatisering opgenomen.

Meerjarig investeringsprogramma
Met ingang van dit begrotingsjaar worden de investeringskredieten waarvan de besteding zich over twee of meerdere jaren uitstrekt, in één jaarschijf vastgesteld en vrijgegeven. De noodzaak om deze kredieten gefaseerd over twee of meerdere jaarschijven op te nemen en af te schrijven is komen te vervallen omdat met ingang van 2018 met de afschrijving wordt begonnen in het jaar nadat het investeringskrediet gereed gemeld is.

Autorisatie investeringskredieten
Investeringen maken via de kapitaallasten (rente en afschrijving) deel uit van de exploitatiebegroting. Bij de vaststelling van de begroting/meerjarenraming wordt tegelijkertijd de investeringskolom voor het komende jaar (2020) door de raad geaccordeerd. De financiële ruimte voor de investeringen is dan gereserveerd voor het komende jaar. Dit geldt niet voor alle investeringen. Bij het vaststellen van de begroting wordt ook bepaald voor welke investeringsvoorstellen het college op een later tijdstip naar de raad zal gaan voor de autorisatie van het krediet. Deze investeringen zijn in het investeringsprogramma met een sterretje gemarkeerd.
Als regel geldt dat (1) het bestedingsdoel (wat willen we bereiken), (2) de planning (deze is de basis voor de bestedingstermijn van het budget), (3) de onderbouwde financiële raming (de basis voor het begrote bedrag) en (4) het uitvoeringsplan (welke activiteiten zijn nodig) van investeringen helder moeten zijn. Voor investeringen op het gebied van het beheer (van bijvoorbeeld de openbare ruimte) is dit in de regel zo, omdat daar door de raad vastgestelde onderhoudsplannen onder liggen die voorzien zijn van een uitvoeringsplanning. Investeringen die niet aan deze voorwaarden voldoen worden geschrapt. Dit is een uitvloeisel van de zogenaamde beukennoten-wet.

ga terug