Weerstandsvermogen en risicobeheersing
Inleiding
De paragraaf Weerstandsvermogen en Risicobeheersing (hierna aangeduid als paragraaf Weerstandsvermogen) is een door het BBV (Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten) voorgeschreven begrotingsparagraaf. De paragraaf bestaat uit de onderdelen 'Kengetallen' en 'Weerstandsvermogen en risicobeheersing'. Deze onderdelen lichten we hieronder toe.
Kengetallen
Het BBV schrijft sinds 2015 voor dat in de paragraaf Weerstandsvermogen zes kengetallen worden opgenomen. De wetgever wil met deze kengetallen inzicht geven in de financiële weerbaarheid en wendbaarheid (de mate waarin een gemeente bij een tegenvaller financieel kan bijsturen) van de gemeente. De kengetallen geven ook aan over hoeveel financiële ruimte de gemeente beschikt om structurele en incidentele lasten te dekken of op te vangen.
Ze geven zodoende inzicht in de financiële weerbaar- en wendbaarheid. De kengetallen zullen in samenhang bezien worden, omdat ze alleen gezamenlijk en in hun onderlinge verhouding een beeld geven van de financiële positie.
De financiële positie is geen doel op zich en moet altijd bezien worden in het licht van de totale maatschappelijke opgave van de stad. Het te bereiken maatschappelijke rendement en de bijdrage aan de inhoudelijke beleidsdoelstellingen zijn hierbij van evident belang. De financiële positie is ondersteunend aan het afwegingsproces en moet het bestuur helpen verantwoorde keuzes te kunnen maken voor de (middel)lange termijn.
Bij het beoordelen van de financiële positie van de gemeente is het van belang om naar het totaal en samenhang van kengetallen te kijken en minder naar individuele kengetallen.
Van de Provincie Noord-Holland is een handreiking ontvangen om de kengetallen te kwalificeren aan de hand van signaleringswaarden die afkomstig zijn van de stresstest voor 100.000+ gemeenten. De signaleringswaarden hebben de volgende indeling:
Ref. | Kengetal | Categorieën | ||
---|---|---|---|---|
A | B | C | ||
1 | netto schuldquote | <90% | 90-130% | >130% |
2 | netto schuldquote gecorr. voor verstr. leningen | <90% | 90-130% | >130% |
3 | solvabiliteitsratio | >50% | 20-50% | <20% |
4 | grondexploitatie | <20% | 20-35% | >35% |
5 | structurele exploitatieruimte | >0% | 0% | <0% |
6 | belastingcapaciteit | <95% | 95-105% | >105% |
Omdat normering in eerste instantie door de gemeente zelf dient plaats te vinden wordt aan de categorieën door de provincie geen normering gegeven. Wel meldt de provincie dat over het algemeen kan worden gesteld dat categorie A het minst risicovol is en categorie C het meest.
De berekening van de kengetallen en de inrichting van de tabel waarin de kengetallen moeten worden getoond, zijn voorgeschreven in ministerieel besluiten (9 juli 2015 en 5 maart 2016). In het geval van de begroting moeten de kengetallen worden vermeld van het jaar waarop de begroting primair betrekking heeft, het voorafgaande begrotingsjaar, de laatste afgeronde jaarstukken en de drie jaren volgend op het begrotingsjaar.
Voor de gemeente Hilversum zien de kengetallen er als volgt uit:
Ref. | Kengetal | Verloop van de kengetallen | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
JS2018 | B2019 | B2020 | B2021 | B2022 | B2023 | ||
1 | netto schuldquote | 76% | 78% | 76% | 83% | 86% | 87% |
2 | netto schuldquote gecorr. voor verstr. leningen | 75% | 78% | 75% | 82% | 85% | 86% |
3 | solvabiliteitsratio | 28% | 25% | 25% | 24% | 24% | 23% |
4 | grondexploitatie | 4% | 1% | 0% | 0% | 0% | 0% |
5 | structurele exploitatieruimte | -0,8% | 0,7% | 0,1% | 0,4% | 0,3% | 0,7% |
6 | belastingcapaciteit | 104% | 103% | 102% | 104% | 106% | 108% |
1. Netto schuldquote
Betekenis. De netto schuldquote is het percentage van de netto schuld ten opzichte van de jaarlijkse inkomsten van de gemeente. Hierbij is de netto schuld gedefinieerd als de totale schuld (kortlopend en langlopend) minus de geldelijke bezittingen zoals banktegoeden en uitgeleend geld. Het percentage dat hieruit voortkomt, geeft een indicatie van de druk van de rentelasten en aflossingen op de exploitatie. Voor dit kengetal geldt: hoe lager, hoe beter.
Beoordeling. Het percentage bedraagt 76% en valt in de categorie ‘minst risicovol’. De VNG hanteerde tot nu toe een vergelijkbaar kengetal voor de beoordeling van de schuldenlast van gemeenten. Een score lager dan 100% beoordeelt de VNG als een normale schuld. Aangezien de schuld meerjarig onder de 100% blijft, beoordelen wij de uitkomst van Hilversum als goed.
2. Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen
Betekenis. Dit kengetal verschilt maar op één, voor Hilversum ondergeschikt punt van het vorige: in dit kengetal worden uitgeleende gelden buiten beschouwing gelaten. Die komen immers normaal gesproken weer terug naar de gemeente. Bij een groot bedrag aan uitgeleende gelden zal het percentage lager (lees: gunstiger) uitvallen dan het percentage onder 1 hierboven. Ook voor dit kengetal geldt: hoe lager, hoe beter.
Beoordeling. Hilversum heeft geen grote bedragen uitgeleend, dus de uitkomst is vrijwel gelijk aan die van het eerste kengetal. Onze beoordeling is daarom hetzelfde, namelijk goed.
3. Solvabiliteitsratio
Betekenis. De solvabiliteitsratio geeft aan in welke mate het bezit van de gemeente is gefinancierd met eigen vermogen, of, anders gezegd, in welke mate het bezit is afbetaald. Het kengetal geeft aan of de gemeente, als de nood aan de man komt, met de opbrengst van de bezittingen haar schulden kan aflossen. Voor dit kengetal geldt: hoe hoger, hoe beter. Wij willen daarbij wel opmerken dat solvabiliteit in de private sector van groter belang is dan in de publieke sector. Dit komt omdat het voor de private sector een basis is waarop o.a. de leencapaciteit wordt bepaald. Bij publieke organisaties is dat niet het geval. Wij hechten daarom meer waarde aan het kengetal netto schuldquote. Dat kengetal geeft aan in hoeverre de rentelasten en aflossingen binnen de exploitatie kunnen worden opgevangen. Derhalve beschouwen we het solvabiliteitsratio van minder belang en kijken wij vooral naar het kengetal netto schuldquote.
Beoordeling. Het percentage in deze begroting is 25% en valt in de tussencategorie B. Wij blijven aandacht hebben voor dit kengetal zodat het niet in de categorie meest risicovol komt. Mede hierdoor heeft het College bij de Kadernota voorgesteld om de solvabiliteitsratio te bekijken in combinatie met de ratio weerstandsvermogen. Het streven is om categorie B als minimale norm te stellen voor beide ratio’s afzonderlijk maar vooral ook te kijken naar de combinatie. Als voorbeeld: als de solvabiliteitsratio onvoldoende is en de ratio weerstandsvermogen is matig, dan zal de normering van het kengetal financiële verplichtingen onvoldoende zijn. Als de solvabiliteitsratio onvoldoende is en de ratio weerstandsvermogen ruim voldoende, dan zal de normering van het kengetal financiële verplichtingen toch voldoende kunnen zijn. Aangezien de weerstandsratio als uitstekend te kwalificeren valt, beoordelen wij de uitkomst van beide ratio’s als goed.
4. Kengetal grondexploitatie
Betekenis. Dit percentage is de uitkomst van de vergelijking van de waarde van onze grondexploitaties met de jaarlijkse inkomsten van de gemeente. De boekwaarde van de voorraden grond moet worden terugverdiend bij de verkoop. Kenmerkend voor grondexploitaties is dat de looptijd meerdere jaren is. Naarmate de inkomsten verder in de toekomst liggen, brengt dit meer rentekosten en risico’s met zich mee.
Beoordeling. De hoogte van dit kengetal voor Hilversum bedraagt 0,4% en ligt ruim onder het percentage van 20%, waardoor het blijkens de handreiking van de provincie als goed wordt beoordeeld.
5. Structurele exploitatieruimte
Betekenis. De structurele exploitatieruimte geeft aan in hoeverre de structurele baten toereikend zijn om de structurele lasten (waaronder de rente en aflossing van leningen) te dekken. Anders gezegd, een percentage van 0 of hoger geeft aan dat Hilversum geen structurele kosten dekt met incidentele inkomsten.
Beoordeling. Het kengetal is goed zolang het niet negatief is. Een negatief getal betekent immers dat structurele lasten ten dele met incidentele baten worden gedekt. Het gevaar daarvan is, dat als die incidentele inkomsten wegvallen, er een gat in de begroting en jaarrekening ontstaat. De hoogte van dit kengetal voor Hilversum is 0,1% positief en valt zodoende in de categorie A (goed).
6. Belastingcapaciteit
Betekenis. Dit kengetal geeft aan hoe de gemiddelde woonlasten in Hilversum zich verhouden tot de landelijk gemiddelde woonlasten. Tot de woonlasten worden gerekend de onroerendezaakbelasting, de afvalstoffenheffing en de rioolheffing.
Beoordeling. Voor 2020 ligt de uitkomst op 102%. Dat betekent dat de gemiddelde lasten in Hilversum om en nabij het landelijk gemiddelde (is 100%) liggen. Dit houdt in dat er weinig politieke ruimte is voor lastenverhoging (en dus voor dekking daaruit van tegenvallers of nieuw beleid). Aan het verloop in de jaren 2021 tot en met 2023 kan nu nog weinig betekenis ontleend worden. In dit kengetal worden het OZB-tarief, de afvalstoffenheffing en de rioolheffing vergeleken met het landelijk gemiddelde. In onze tarieven houden wij rekening met inflatie, maar voor het landelijk gemiddelde gebruiken wij voor de jaren 2020 tot en met 2023 hetzelfde tarief, namelijk het laatste bekende gemiddelde tarief uit 2019. Wij gaan bij de beoordeling uit van het begrotingsjaar 2020 en kwalificeren de uitkomst als goed.
Algeheel oordeel
Het BBV schrijft voor: “een beoordeling van de onderlinge verhouding tussen de kengetallen in relatie tot de financiële positie” (sic). Volgens de Nota van Toelichting bij het wijzigingsbesluit is het aan het College van B&W om die beoordeling te geven. Er valt geen enkel kengetal in de categorie ongunstig en twee van de zes voor Hilversum relevante kengetallen vallen zelfs in de categorie meest gunstig. Daarnaast laat het weerstandsvermogen (zie sectie III) zien dat de gemeente Hilversum een zeer degelijke financiële positie heeft. Daarom beoordeelt ons college de “onderlinge verhouding van de kengetallen in relatie tot de financiële positie” als goed.
Weerstandsvermogen en risicobeheersing
Het weerstandsvermogen is de verhouding tussen de aanwezige en de benodigde weerstandscapaciteit. Het weerstandsvermogen van de gemeente Hilversum beoordelen wij als uitstekend. In de volgende paragrafen leggen we uit hoe we tot deze waardering zijn gekomen. Eerst bespreken we het beleidskader omtrent risico’s en weerstandscapaciteit. Vervolgens inventariseren we de risico’s die de financiële positie kunnen bedreigen en brengen die samen in een risicoprofiel. Dan berekenen we de weerstandscapaciteit en ten slotte berekenen en beoordelen we het weerstandsvermogen.
Beleid met betrekking tot risico’s en weerstandscapaciteit
Het beleidskader bestaat uit de door de Raad vastgestelde Financiële verordening gemeente Hilversum 2018. Doel van de gemeente Hilversum op het gebied van risico’s is om te voorkomen dat elke tegenvaller invloed heeft op de voortzetting van taken op het geldende niveau. Omdat tegenvallers leiden tot hogere lasten of lagere baten dan waarmee vooraf rekening is gehouden, rust het beleid op twee pijlers:
Ten eerste wordt er via de inrichting van het begrotingsproces voor gezorgd dat uitgaven die onvermijdelijk op de gemeente afkomen, tijdig in de begroting worden opgenomen. Daartoe worden ieder jaar in het kader van de opstelling van de begroting gemeentebreed autonome ontwikkelingen geïnventariseerd en beoordeeld op ‘vermijdelijkheid’. Met algemene kostenontwikkelingen zoals loon- en prijsstijgingen wordt - in relatie tot de verwachte ontwikkeling van de algemene uitkering - in de meerjarenraming rekening gehouden via stelposten. Zo wordt voorkomen dat deze voorzienbare en kwantificeerbare ontwikkelingen leiden tot overschrijdingen van de begroting.
In de tweede plaats worden mogelijke negatieve ontwikkelingen die te voorzien zijn en tot op zekere hoogte kwantificeerbaar zijn, maar waarvan onzeker is of ze zich zullen voordoen (risico’s), in beeld gebracht in de paragraaf Weerstandsvermogen van de begroting of de jaarrekening. Dat kan leiden tot bijstelling van de hoogte van de algemene reserve.
Financiële tegenvallers kunnen leiden tot rekeningtekorten. Deze worden in eerste instantie opgevangen door de algemene reserve. Door de kans dat zich onvermijdelijke maar niet begrote uitgaven voordoen te verkleinen - op de wijze zoals bij de eerste pijler beschreven - verkleinen we het risico dat we een beroep moeten doen op de algemene reserve.
Risicoprofiel
Onder risico’s verstaan we alle gebeurtenissen die je aan kunt zien komen met mogelijk negatieve financiële gevolgen – bijvoorbeeld hogere lasten of lagere baten - waarvan niet zeker is dat ze zich daadwerkelijk zullen voordoen. Of hoe groot de financiële gevolgen zullen zijn als ze zich voordoen. Vanwege deze onzekerheid is met deze gebeurtenissen nog geen rekening gehouden door het opnemen of aanpassen van budgetten in de begroting, het vormen van voorzieningen of bestemmingsreserves, of het afwaarderen van activa. Dit betekent dat als zo’n gebeurtenis daadwerkelijk optreedt, het financiële gevolg zich manifesteert als (a) een niet begrote last, (b) een hoger-dan-begrote last, of (c) een lager-dan-begrote bate. In de wandelgangen noemen we dit een ‘financiële tegenvaller’. Voor het samenstellen van het financiële risicoprofiel hebben we de risico’s opgenomen, waarbij we uitgaan van de gegevens die bij het opstellen van deze begroting bij ons bekend zijn. Het gaat hierbij om de niet afgedekte risico’s, dus risico’s waar geen budget, afwaardering, voorziening, bestemmingsreserve of verzekering tegenover staat.
In overeenstemming met een advies van de Audit- en rekeningencommissie, kwantificeren we de gesignaleerde risico’s steeds zo goed mogelijk. De kwantificering van de risico’s bestaat uit een inschatting van enerzijds het bedrag dat met het risico gemoeid kan zijn, en anderzijds de kans dat het risico zich daadwerkelijk voor doet.
| bedragen x 1.000 | |||||||
Ref. | Risico | Progr. | Kans | Risicobedrag | Benodigde weerstandscapaciteit | |||
incid | struct | incid | struct | |||||
1 | Gewaarborgde geldleningen sociale woningbouw | 1 W&L | 1% | 4.000 | 40 | |||
2 | Rechtstreekse borging van geldleningen | 1 W&L | 5% | 4.800 | 240 | |||
3 | Garanties op woninghypotheken | 1 W&L | 1% | 1.900 | 19 | |||
4 | Verruimen BTW Sportvrijstelling | 1 W&L | 50% | 145 | 73 | |||
5 | Onderwijshuisvesting | 2 Zorg | 25% | 48 | 12 | |||
6 | Jeugd | 2 Zorg | 25% | 1.000 | 250 | |||
7 | WMO | 2 Zorg | 50% | 750 | 375 | |||
8 | Saldo inkomsten en uitgaven bijstand | 2 Zorg | 50% | 2.000 | 1.000 | |||
9 | Herkeuringen WIA | 5 Fin&Gr | 5% | 1.500 | 75 | |||
10 | Grondexploitaties (gemeentelijk) | 5 Fin&Gr | div. | 2.126 | 1.421 | |||
11 | Algemene uitkering gemeentefonds | 5 Fin&Gr | 25% | 1.270 | 318 | |||
12 | Sloop van het voormalig UWV pand | 5 Fin&Gr | 10% | 843 | 84 | |||
13 | Crailo | 5 Fin&Gr | P.M. | P.M. | P.M. | |||
14 | Vennootschapsbelasting (VPB) | 5 Fin&Gr | P.M. | P.M. | P.M. | |||
15 | Rechtstreekse geldleningen | diverse | 10% | 3.200 | 320 | |||
16 | Borgstelling Tergooi Ziekenhuizen | 5 Fin&Gr | 10% | 10.000 | 1.000 | |||
Totaal | 24.514 | 9.068 | 3.232 | 1.995 |
Toelichting op de onderdelen van het risicoprofiel
1. Gewaarborgde leningen sociale woningbouw
Programma: 1 (Wonen en leven)
Bedrag: € 4.000.000 structureel
Kans: 1%
Het WSW (Waarborgfonds Sociale Woningbouw) borgt rente- en aflossingsverplichtingen van leningen die corporaties afsluiten op de kapitaalmarkt om de sociale woningbouw in de gemeente te bevorderen. De gemeente Hilversum vormt samen met andere Nederlandse gemeenten en het Rijk een tertiaire achtervang voor de leningen.
Per ultimo 2018 was de stand van het door Hilversum geborgde deel € 395,6 miljoen (op een totaal voor Nederland van € 79,5 miljard (cijfers 2018). De achtervang werkt als volgt; Eerst moeten de corporaties de eigen reserves aanspreken om verliezen te dekken. Daarna wordt het vermogen van het waarborgfonds aangesproken. Als het waarborgfonds onder een bepaalde omvang daalt, moeten rijk (50%), schadegemeenten (25%) en alle overige gemeenten (25%) het tekort aanvullen door renteloze leningen te verstrekken aan het waarborgfonds. Deze leningen worden terugbetaald zodra het vermogen van het waarborgfonds weer op peil is. De met de renteloze leningen gemoeide rentederving komt ten laste van de kredietverstrekkers /gemeenten.
De kans dat aanspraak wordt gemaakt op de gemeentelijke achtervang is gering, maar kan invloed hebben op de gemeentelijke schuldpositie en de rentelasten van de gemeente. De gemeente zal de aan het WSW te verstrekken renteloze lening financieren met een langlopende lening waar rente over moet worden betaald.
Het financiële risico wordt op ‘laag’ geschat.
Het risicobedrag van de via het WSW geborgde leningen schatten we op afgerond € 4 miljoen. De kans schatten we op 1%.
2. Rechtstreekse borging geldleningen
Programma: 1 (Wonen en leven)
Bedrag: € 4.800.000 incidenteel
Kans: 5%
Het schuldrestant van de rechtstreeks door Hilversum geborgde leningen bedraagt per 31 december 2018 afgerond € 2,6 miljoen. Het gaat hier vooral (ook) om woningbouwleningen (circa € 1,0 miljoen) maar ook om andere leningen, zoals aan de bibliotheek, een kinderdagverblijf en de zweefvliegclub.
In 2018 is de garantstelling voor het Poppodium de Vorstin van kracht geworden conform het Raadsbesluit van 6 december 2017.
Op 14 november 2018 heeft de raad ingestemd met het voorgenomen besluit om garant te staan voor een maximum bedrag van € 2,2 miljoen ten behoeve van de Stichting Sportinvesteringsfonds Hilversum. Een deel (€ 270.000) van de maximale garantstelling is in 2019 tot stand komen.
Het maximale risicobedrag komt daarmee op een bedrag van € 4,8 miljoen. De kans van optreden schatten wij in op 5%.
Bedrag 5% maal €4,8 miljoen is € 240.000.
3. Garantie op woninghypotheken
Programma: 1 (Wonen en leven)
Bedrag: € 1.900.000 incidenteel
Kans: 1%
Op 1 januari 1995 is de Nationale Hypotheekgarantie (NHG) ingevoerd. Gemeenten konden vóór die datum ook al garant staan voor hypotheken. Ook in Hilversum was dit het geval. Op basis van de jaaropgaven van financiële instellingen, komt het resterende bedrag op 31 december 2018 uit op € 1,9 miljoen. Als het gaat om spaarhypotheken, is het saldo van de lening verminderd met het opgebouwde spaartegoed. Omdat het om zeer oude leningen gaat (minimaal 20 jaar oud), gaan we er vanuit dat aan deze hypotheken geen ‘onderwater’ risico’s kleven en dat het risico hierop daarom zeer beperkt is. De kans dat dit risico optreedt, schatten we daarom in op 1%.
4. Verruimen BTW- Sportvrijstelling
Programma: 1 (Wonen en leven)
Bedrag: € 145.000 incidenteel
Kans: 50%
Door een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft het rijk de BTW- sportvrijstelling met ingang van 1 januari 2019 verruimd. De verruiming van de BTW-sportvrijstelling heeft als gevolg dat de mogelijkheid vervalt om BTW-vooraftrek toe te passen op de kosten van investeringen, beheer en exploitatie van sportaccommodaties door gemeenten. Door het rijk is ter compensatie van het BTW-nadeel een landelijke compensatieregelingen ingesteld; de specifieke uitkering Sport (SPUK). De gemeente kan in het kader van deze SPUK- regeling een aanvraag indienen bij het Rijk voor de ontstane BTW-nadelen. Het uitkeringsplafond van deze regeling is € 152 miljoen per jaar en wordt naar rato verdeeld als het plafond wordt bereikt. In 2019 hebben 346 van de 355 gemeenten een aanvraag ingediend. Zij hebben in totaal voor een bedrag van 228 miljoen euro aangevraagd. Het risico bestaat dat BTW-nadelen daardoor niet volledig worden gecompenseerd.
Voor 2020 betekent dit (uitgaande van een uitkeringsplafond in 2020 van 152 miljoen en een zelfde claim van € 228 miljoen door gemeenten) dat slechts 66,6 % van onze aanvraag voor 2020 gehonoreerd zal worden. Op een verwachte aanvraag voor compensatie in 2020 van € 436.000 kan daardoor een korting optreden van 33,4%. Het gaat dan om een bedrag van € 145.000.
Op dit moment is er nog onvoldoende duidelijkheid over de uitvoering van de regeling. Onduidelijk is of het rijk het subsidieplafond van € 152 miljoen (door de extra claims) zal verhogen in 2020. Daarnaast is de verwachte claim die de gemeente voor 2020 zal indienen mogelijk lager. De exploitant van de sporthallen, Optisport, is van mening dat zij winst-beogend zijn en wacht op uitspraak van de Belastingdienst. Uitspraak wordt pas in het najaar van 2019 verwacht.
5. Onderwijshuisvesting
Programma: 2 (Zorg)
Bedrag: € 48.000 structureel
Kans: 25%
In het Onderwijshuisvestingsbeleid en Meerjarenprogramma 2017-2024 (OHVB) zijn op basis van het huidige beleid de ontwikkelingen in kaart gebracht op het gebied van onderwijshuisvesting voor de periode tot en met het jaar 2024 en de financiële consequenties daarvan. Dit gaat uit van een meerjarenraming op basis van een investeringsplafond. Dit investeringsplafond is teruggebracht van € 6,9 miljoen in 2012 tot € 3,8 miljoen per jaar in de periode 2016 tot en met 2023, waarbij rekening is gehouden met een toename van de bouwkosten van 40 % in verband met de aangepaste VNG norm.
In 2019 wordt gezamenlijk met de schoolbesturen gewerkt aan een integraal huisvestingsplan (IHP) voor het onderwijs. Hierbij is ingezet op een doorkijk voor 16 jaar met een uitvoeringsprogramma voor de komende 5 jaar. Dit heeft nog geen effect op de omvang van het risico aangezien in overleg met de scholen en afgestemd op de budgetten bepaald zal worden welke scholen wanneer in dit uitvoeringsplan worden opgenomen. Het totale IHP met financiële consequenties zal ter goedkeuring aan de Raad worden voorgelegd.
In het OHVB zijn maatregelen opgenomen om ervoor te zorgen dat de benodigde investeringen binnen het jaarlijkse investeringsplafond blijven. De gemeenteraad heeft op 16 december 2015 de verordening Voorziening onderwijshuisvesting vastgesteld. Toch blijft er een risico bestaan dat extra, niet-voorziene investeringen noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld door veranderingen in leerlingenstromen (vanwege wijzigingen in de instroom van statushouders en de groei van het internationale onderwijs), de aanbestedingsmarkt, gevolgen voor schoolgebouwen als gevolg van de invoering van passend onderwijs, onvoorziene kosten van asbestsanering, het monumentale karakter van schoolgebouwen of nieuw beleid van het Rijk.
Bovenstaande is vertaald naar een risicobedrag ter grootte van € 48.000 aan kapitaallasten, welke is berekend op basis van een investeringsrisico van € 1.000.000. Vanwege de groei in het leerlingenaantal in Hilversum, de verscherpte eisen in het Bouwbesluit en de recent aangetrokken bouwkosten, schatten we de kans in op 25%.
6. Jeugd
Programma: 2 (Zorg)
Bedrag: € 1.000.000 structureel
Kans: 25%
De gemeente heeft de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de regelingen behorende bij de Jeugdwet. Deze regelingen hebben een open-einde-karakter. Rekeningcijfers kunnen als gevolg van diverse onzekerheden in positieve, maar ook in negatieve zin afwijken van de begrotingsramingen.
Voor de uitvoering van de jeugdwet constateren wij dat wij deze taken in 2018, evenals in 2017 niet binnen de aanwezige budgetten hebben kunnen uitvoeren. In deze begroting 2020 hebben we de budgetten voor jeugd verhoogd. Daarbij hebben we gekeken naar de realisatie van 2018 en trends in de kostenstijgingen (waarin zowel een prijs- als een hoeveelheidscomponent), én gekeken naar maatregelen die een drukkende werking op de kosten kunnen hebben.
Blijvende risico’s zijn:
- De toegang tot de jeugdzorg loopt niet alleen via het Sociaal Plein, maar ook via gemachtigde verwijzers zoals huisartsen, jeugdartsen, medisch specialisten en gecertificeerde instellingen, waardoor er minder grip is op de kosten van deze zorg.
- Afgelopen periode zijn de kosten binnen de jeugdwet jaarlijks gestegen. Vooralsnog is het onzeker of deze ontwikkeling zich voortzet.
Bovenstaande risico’s/effecten zijn niet te splitsen in afzonderlijke componenten omdat het niet mogelijk is de gevolgen die zich gezamenlijk (kunnen) voor doen afzonderlijk te herkennen of inzichtelijk te maken.
7. WMO
Programma: 2 (Zorg)
Bedrag: € 750.000 structureel
Kans: 50%
De gemeente heeft de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de regelingen behorende bij de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). Deze regelingen hebben een open-einde-karakter. De rekeningcijfers kunnen als gevolg van diverse onzekerheden in positieve, maar ook in negatieve zin afwijken van de begroting. De belangrijkste onzekerheden hebben betrekking op de te verwachten normale instroom en/of uitstroom. Bij verder gelijke omstandigheden wordt op termijn, een groeiend beroep op de individuele voorzieningen verwacht, omdat op basis van demografische ontwikkeling steeds meer ouderen te verwachten zijn en omdat ouderen steeds langer zelfstandig thuis zullen blijven wonen.
Voor de uitvoering van de WMO constateren wij dat wij deze taken in 2017 en 2018, in tegenstelling tot 2015 en 2016 niet binnen de door de raad vastgestelde budgetten hebben kunnen uitvoeren. In deze begroting 2020 hebben we enkele budgetten verhoogd, zoals het budget voor hulpmiddelen, huishoudelijke hulp, begeleiding en dagbesteding. Daarbij hebben we gekeken naar de realisatie van 2018 en trends in de kostenstijgingen (waarin zowel een prijs- als een hoeveelheidscomponent), én gekeken naar maatregelen die een drukkende werking op de kosten kunnen hebben.
Risico’s/ onzekerheden bij het ramen van de kosten zijn in het algemeen:
- het aantal meldingen / verzoeken om ondersteuning van inwoners
- het aantal/mix van zorgproducten die de gemeente beschikt
- de mate waarin inwoners hun “recht” uit een beschikking gebruiken
- de prijzen van de zorgproducten
Meer specifiek zijn te noemen:
- Het kabinet heeft besloten om vanaf 2019 de eigen bijdrage -onafhankelijk van het zorggebruik, inkomen en vermogen- te maximeren via het zogeheten "abonnementstarief" van € 17,50 per 4 weken. Doel daarvan is om stapeling van eigen bijdragen bij een huishouden te voorkomen. Per saldo zullen de inkomsten uit eigen bijdragen dalen en de zorgkosten toenemen omdat het voor meer burgers financieel aantrekkelijker wordt bepaalde zorgproducten via de gemeente te organiseren. Ook is het waarschijnlijk dat als meer burgers zich bij het Sociaal Plein melden, de ambtelijke kosten voor de afhandeling van deze meldingen en aanvragen hoger worden. Vooralsnog is het onduidelijk of en hoeveel de (zorg)kosten zullen stijgen. Via de algemene uitkering heeft het rijk de gemeenten alleen gecompenseerd voor de lagere inkomsten uit eigen bijdragen en niet voor de verwachte stijging van de vraag en bijbehorende afhandelingskosten. Vanaf 2020 geldt een abonnementstarief van € 19,00 per maand.
- Onzekerheid over de mate waarin door de gemeente genomen maatregelen effect sorteren. Een voorbeeld hiervan is dat we in de “Agenda Wmo-Welzijn in de wijk 2019-2021” (financieel verwerkt in de Kadernota 2019 en daarmee in deze begroting 2020) veronderstellen dat de vraag naar individuele (duurdere) zorg via het Sociaal Plein zal dalen doordat meer burgers gebruik zullen gaan maken van de uit te breiden algemene voorzieningen en dat het plan zich deels zelf bekostigt. Hiervoor is vanaf 2020 € 0,4 mln. ingeboekt als besparing. Het risico bestaat dat deze besparing niet of niet volledig, of pas later plaats zal vinden. Daarnaast zou het kunnen zijn dat door het meer inzetten op algemene voorzieningen ook meer mensen “gevonden” worden die individuele zorg behoeven, waardoor de kosten juist stijgen.
- In 2019 heeft de raad budget vrijgemaakt voor het wegwerken van achterstanden in Wmo-aanvragen. Het effect op de zorgkosten is onzeker.
- In verband met wachtlijsten bij GGZ (bemoeizorg thuis) op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), ontstaat een groter beroep op begeleiding vanuit de Wmo.
Bovenstaande risico’s/effecten zijn niet te splitsen in afzonderlijke componenten omdat het niet mogelijk is de gevolgen die zich gezamenlijk (kunnen) voor doen afzonderlijk te herkennen of inzichtelijk te maken.
8. Saldo inkomsten en uitgaven bijstand
Programma: 3 (Werken)
Bedrag: € 2.000.000 structureel
Kans: 50%
In 2015 tot en met 2018 was het budget voor de BUIG (Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorzieningen Gemeenten) ontoereikend en is gebruik gemaakt van de landelijke vangnetregeling. Voor tekorten op het BUIG-budget geldt een getrapte vergoeding, waarbij tekorten deels worden gecompenseerd door het Rijk. Door de landelijke vangnetregeling wordt het eigen risico beperkt. Voor 2020 betekent dat het nadeel voor de gemeente nooit hoger zal zijn dan € 3 miljoen.
In de begroting 2020 wordt uitgegaan van een tekort van € 1 miljoen. Het maximale risico in 2020 is hierbij € 2 miljoen (het verschil tussen het begrote tekort in 2020 (€ 1 miljoen) en het maximale risico (€ 3 miljoen)). Om dit risico te beheersen wordt ingezet op het stimuleren van de uitstroom en het zoveel als mogelijk beperken van de instroom. We doen dit o.a. op basis van het nieuwe beleidsplan Focus op Werk.
In het nieuwe beleidsplan Focus op werk is een nadere analyse op de BUIG aangekondigd. Deze nadere analyse wordt door een onafhankelijk extern bureau uitgevoerd. De onderzoeksresultaten zijn na het begrotingsproces bekend. Op basis van de onderzoekresultaten zal later de meerjarenbegroting worden aangepast.
Wij schatten in dat dit risico structureel is en de kans van voordoen 50%.
9. Herkeuringen WIA
Programma: 5 (Financiën en grondexploitaties)
Bedrag: € 1.500.000 incidenteel
Kans: 5 %
In het kader van de verscherpte herkeuringen WIA (voorheen WAO) loopt de gemeente een risico.
Onbekend is of er nog (ex-)medewerkers van de gemeente Hilversum daadwerkelijk afgeschat gaan
worden en zo ja, tegen welk percentage. Een lager percentage leidt tot extra lasten omdat de gemeente zelf de WW-uitkering of het wachtgeld betaalt. Vanwege de vele onzekerheden (aantal, leeftijd, inschaling, afschattingspercentage, huidige rechten op wachtgeld of WW, enz.) kunnen de werkelijke kosten aanzienlijk variëren. De grootste kans op afschattingen is geweest op het moment van wetswijziging. Tot dusver hebben bij voormalige personeelsleden, die een WAO-uitkering hadden, geen daadwerkelijk afschattingen plaatsgevonden. Gezien de ervaringen bij andere gemeenten is er evenwel geen garantie dat er geen claims zullen binnen komen. Het risico blijft bestaan, omdat het UWV herkeuringen uitvoert. We schatten het maximale risicobedrag op € 1.500.000. We schatten de kans op 5%.
10. Grondexploitaties (gemeentelijk)
Programma: 5 (Financiën en grondexploitaties)
Bedrag: € 2.126.000 incidenteel
Kans: p.m.
Binnen de gemeente Hilversum worden de grondexploitaties jaarlijks geanalyseerd en geactualiseerd, omdat zich binnen grondexploitatie aanzienlijke risico’s kunnen voordoen als gevolg van bijvoorbeeld marktontwikkelingen en saneringskosten. Voor alle verlieslatende grondexploitaties is een voorziening gevormd op basis van de in de Actualisatie Grondexploitaties 2019 geraamde nadelige saldi. Het risico dat grondexploitaties nadeliger uitvallen dan voorzien is daarmee echter niet afgedekt. Vandaar dat de grondexploitaties tevens in de risicoparagraaf aan de orde komen.
Voor de risicoanalyse met betrekking tot de grondexploitaties maken we onderscheid tussen enerzijds prijsrisico’s, die voor alle grondexploitaties in gelijke mate gelden, en anderzijds de intrinsieke risico’s van de afzonderlijke grondexploitaties.
Wat betreft de prijsrisico’s: In de huidige markt is het moeilijk in te schatten hoe de prijzen zich in de nabije toekomst zullen ontwikkelen. Dit geldt zowel voor de baten- als voor de lastenkant. In de actualisering 2019 anticiperen wij op de marktomstandigheden door de lasten met 3,0 % en de baten met 2% te laten stijgen. Dit doen wij op basis van de verwachtingen van:
- de consumenten-prijsindexen van het CBS (de verkoopcijfers van en de prijswijzigingen in de woningbouw);
- het Bureau Documentatie Bouwwezen (de kostenontwikkelingen van investeringen in vastgoed);
- de Nederlandse Vereniging van Makelaars (NVM): verkoopcijfers en prijswijzigingen in de woningbouw;
- diverse informatiebronnen op het internet betreffende grond-, weg- en waterbouw.
Afgezet tegen het bovengenoemde uitgangspunt van 3,0% voor de lasten en 2,0% voor de baten schatten wij het risico van afwijkende prijsontwikkelingen als volgt in:
- 1% extra kostenstijging ad. € 53.000
- 1% opbrengstendaling ad. € 157.000
Het maximale risico van de mogelijke tegenvallers (de kostenstijging plus de opbrengstendaling) ligt daarmee op € 210.000 (€ 53.000 + € 157.000). We schatten de kans op 50%.
Voor wat betreft de intrinsieke risico’s van afzonderlijke grondexploitaties:
Elke grondexploitatie heeft haar eigen specifieke risico’s en kansen. Onderstaand schema geeft de inschatting daarvan voor alle grondexploitaties, waarbij we een vergelijking hebben gemaakt tussen de inschatting bij de vorige actualisatie (maart 2018) en de nieuwste actualisatie (maart 2019).
bedragen x 1.000 | ||||
Vergelijking risico's in jaren | actualisatie maart 2018 | actualisatie maart 2019 | verschil 2018 - 2019 | opmerking |
Negatieve risico's (kans x gevolg) | 671 | 716 | 35 | verhoging negatieve risico's |
Het bedrag aan risico’s ter grootte van € 716.000 heeft betrekking op de grondexploitaties Anna’s Hoeve Bouwplan (€ 385.000) en Egelshoek (€ 331.000). De kans hierop is opgebouwd uit meerdere risicopercentages.
De grondexploitatie Anna’s Hoeve Bouwplan nadert zijn voltooiing. Hiermee neemt ook de zekerheid toe, dat het geraamde resultaat gerealiseerd zal worden. Ieder risico, dat zich feitelijk manifesteert, zal ongeacht of het nu wel of niet in de risicoanalyse van deze grex is opgenomen, derhalve direct en naar volle omvang van invloed zijn op het te realiseren resultaat.
Om de coalitiedoelstelling meer middeldure huurwoningen te realiseren, heeft het college een aantal specifieke uitgangspunten geformuleerd met betrekking tot de nog uit te geven bouwgronden op Anna’s hoeve. Dit heeft tot gevolg dat er een kans van 50% bestaat dat er minder opbrengsten gerealiseerd worden dan eerder opgenomen in de huidige actualisatie grondexploitaties.
Als we alle risicobedragen van de afzonderlijke grondexploitaties en het risicobedrag van de prijsrisico’s optellen, komen we op een totaal risicobedrag van € 2.162.000 (€ 210.000 + € 716.000 + € 1.200.000).
11. Algemene Uitkering gemeentefonds
Programma: 5 (Financiën en grondexploitaties)
Bedrag: € 1.270.000 structureel
Kans: 25%
De hoogte van de algemene uitkering uit het gemeentefonds is afhankelijk van de Rijksuitgaven.
Dit gaat op basis van het principe “samen de trap op en af”. Meer rijksuitgaven betekent meer geld voor het gemeentefonds, minder rijksuitgaven betekent minder geld voor het gemeentefonds.
Daarnaast zijn er nog algemene mutaties op basis van de wijzigingen van de Hilversumse aantallen van de verdeelmaatstaven, die de basis vormen van de verdeling van het gemeentefonds (aantallen inwoners, woonruimten, bijstandsontvangers, leerlingaantallen etc.) Ook deze kunnen ertoe leiden dat Hilversum meer of minder geld uit het gemeentefonds ontvangt. Bijvoorbeeld; het inwonertal van Hilversum groeit hetgeen een gunstige uitwerking heeft op de algemene uitkering uit het gemeentefonds.
De algemene uitkering exclusief de decentralisatie- en integratie uitkeringen is voor 2020 begroot op een bedrag van ruim € 127 miljoen. Een afwijking van 1% leidt op deze manier tot een risico van € 1,27 miljoen.
In maart 2019 is de VNG met de fondsbeheerders gestart met een herijking van de verdeling van het totale gemeentefonds (dus ook jeugd en zorg). Met deze herziening van het gemeentefonds wordt onder meer beoogd de vastgestelde knelpunten in de verdeling van de middelen voor het sociaal domein op te lossen. Gemeenten worden uiterlijk in de meicirculaire 2020 over de uitkomsten geïnformeerd. De nieuwe verdeling van de algemene middelen van de algemene uitkering wordt voorzien in 2021.
Hoe groot eventuele herverdeeleffecten van de herijking voor Hilversum zullen zijn is op dit moment niet te kwantificeren.
De informatievoorziening over de geldstromen van het Rijk aan gemeenten en ook de informatievoorziening over de financiële positie van gemeenten is verbeterd.
Hiervoor is een centrale database ontwikkeld waarvan de eerste versie in de zomer van 2018 is gelanceerd. (www.financiengemeenten.nl) Er wordt ingezet op meer verspreiding van financiële kennis over de financiële verhoudingen.
12. Sloop van het voormalig UWV pand
Programma: 5 (Financiën en grondexploitaties)
Bedrag: € 843.000 incidenteel
Kans: 10%
De vernieuwing van het stationsplein is in gang gezet met de sloop van het voormalig UWV pand aan het Stationsplein 25. De sloopkosten zijn uitgekomen op € 843.000 en zijn in het investeringsprogramma opgenomen. Op deze wijze kunnen we, als we te zijner tijd een grex openen voor de ontwikkeling van de grond, het krediet bij de grex betrekken. Hiervoor geldt dat er binnen 5 jaar nadat de investering geactiveerd is, er een grex geopend moet zijn. Komt het niet binnen 5 jaar tot een grex, dan dient de investering in één keer afgeschreven te worden. We achten deze kans klein (10%) omdat de raad een visie op het stationsplein heeft vastgesteld waarin geen plaats is voor het bestaande gebouw. De tijdslimiet waarbinnen er een grex geopend moet worden, zorgt voor vermelding in deze risicoparagraaf.
13. Crailo
Programma: 5 (Financiën en grondexploitaties)
Bedrag: p.m.
Kans: p.m.
De gemeente Hilversum heeft samen met de gemeenten Gooise Meren en Laren de gebiedsontwikkeling Crailo met een waarde van grofweg 75 mln. ter hand genomen (lasten plusminus 75 mln., baten iets hoger en klein winstgevend resultaat). De gemeente Hilversum is voor 45% aandeelhouder in de uitvoerende besloten vennootschap GEM Crailo BV.
De gronden en opstallen in het plangebied zijn nog in eigendom van de gemeenten, waarbij in de Akte van toetreding volmacht is verleend aan GEM Crailo BV voor wat betreft beheer en onderhoud. De gemeente Hilversum staat voor 45% (9 mln.) borg voor de door GEM Crailo BV bij de BNG aangetrokken kredietfaciliteit.
Risico’s
- Strikt genomen beperkt het Hilversumse risico zich tot de deelneming in de BV (45%). Het risico van deze deelneming hangt nauw samen met (het resultaat van) de intergemeentelijke grondexploitatie, de daarin opgenomen risico- en gevoeligheidsanalyse en de door GEM Crailo BV terzake genomen en te nemen beheersmaatregelen incl. de (nadere) inrichting van de governance structuur.
- De op 23 januari 2019 door de Algemene Vergadering (van aandeelhouders) als onderdeel van het Jaarplan 2019 vastgestelde geactualiseerde grondexploitatie kent een winstgevende eindwaarde per 31 december 2029 van 1,85 mln. en een winstgevende contante waarde per 1 januari 2019 van 1,49 mln.
- In de intergemeentelijke grondexploitatie is een risico- en gevoeligheidsanalyse opgenomen. Op de risico’s (kansen en bedreigingen) is een zogenaamde Monte-Carlo analyse toegepast, waarin aan elk risico een bandbreedte en een kansverdeling is toegekend. De Monte-Carlo analyse is daarmee een integrale simulatie van alle benoemde kansen en bedreigingen. GEM Crailo BV beschikt niet over een eigen weerstandsvermogen ter dekking van financiële consequenties van zich manifesterende risico’s.
In 2019 laat GEM Crailo BV een bredere en diepere risico-analyse uitvoeren op basis van de zogenaamde RISMAN-methode. Onderwerpen en invalshoeken, die hierin ondermeer geraakt worden, zijn technisch/fysiek, (project-)organisatorisch, planologisch/milieu-technisch, politiek/bestuurlijk, juridisch/contractueel, financieel/(plan-)economisch en maatschappelijk (incl. stakeholders) van aard.
De uitkomsten van deze bredere en diepere risico-analyse zullen verwerkt worden in de eind 2019 te actualiseren grondexploitatie en, indien van toepassing, in de opzet van de governance. - De governance-structuur van GEM Crailo BV is v.w.b. de opzet in overeenstemming met de fase, waarin de operationalisering van GEM Crailo BV en de planontwikkeling en –uitvoering verkeren. De accountant van GEM Crailo BV heeft dit op 3 juni 2019 bevestigd in zijn rapport Bevindingen opzet interne beheersorganisatie. Bestaan en werkingvan de governance-structuur dienen nog nader getoetst en van advies voorzien te worden door de accountant van GEM Crailo BV. Hiertoe zal de directeur van GEM Crailo BV nog in 2019 opdracht geven.
- Onverlet de risico’s genoemd onder 1a t/m 1c melden wij het volgende:
- Procuratiehouderschap
De gemeente Hilversum heeft in 2018 het procuratiehouderschap m.b.t. de gebiedsontwikkeling Crailo gevoerd in afwachting van het moment, dat GEM Crailo BV over eigen kredietfaciliteiten kon beschikken; hetgeen inmiddels het geval is. Terzake heeft de gemeente Hilversum zijn accountant verzocht een controle-verklaring op te stellen, welke verklaring de gemeente Hilversum op 8 juli 2019 heeft ontvangen. Verrekening m.b.t. het procuratiehouderschap tussen de gemeente Hilversum en GEM Crailo BV heeft inmiddels plaatsgevonden. - Fiscaal regime en grondrouting
Rekening houdend met de op grond van het nog vast te stellen bestemmingsplan uitgeefbare (rode) gronden en niet uitgeefbare gronden (grijs voor wegen en pleinen etc. en blauw/groen voor plantsoenen en waterpartijen etc.) zijn vele scenario’s denkbaar met betrekking tot de grondrouting. Er is immers sprake van 3 fiscale regimes (BTW, BTW-compensatiefonds en Overdrachtsbelasting) en van diverse partijen (Provincie, gemeenten, GEM Crailo BV, projectontwikkelaar en eindafnemer/belegger).
In 2019 en verder zal GEM Crailo BV met de stakeholders onderzoeken of het risiconiveau samenhangend met deze complexiteit verlaagd kan worden door sluitende afspraken over de wijze en het moment van grondoverdracht vast te stellen. - Beheer gemeentelijke gronden
Tot het moment van grondoverdracht van de gemeenten aan GEM Crailo BV zijn de gemeenten eigenaar van hun eigen kadastrale percelen gelegen binnen de gebiedsontwikkeling Crailo en drager van de aan dat eigendom verbonden risico’s. In dit licht heeft GEM Crailo BV de algemene afspraken over tijdelijk beheer en onderhoud van deze gronden tot aan het moment van grondoverdracht nader gespecificeerd, zodat duidelijk is welke taken GEM Crailo BV uitvoert m.b.t. het tijdelijke beheer en onderhoud en welke taken dientengevolge bij de gemeenten resteren. De gemeenten kunnen, zo heeft GEM Crailo bevestigd, gemeentelijke lasten samenhangend met en voortvloeiend uit de bij de gemeente resterende taken, zoals bijvoorbeeld verzekeringspremies en belastingen, jaarlijks bij GEM Crailo BV declareren.
- Procuratiehouderschap
De risico’s (en beheersmaatregelen) vermeldt onder de punten 2a t/m 2c kunnen niet nader gekwantificeerd worden in termen van kans maal impact. Om deze reden vermelden wij het totale risico van de deelneming in GEM Crailo BV als PM.
14. Vennootschapsbelasting (VPB)
Programma: 5 (financiën en grondexploitatie)
Bedrag: p.m.
Kans: p.m.
Vanaf 1 januari 2016 moeten publiekrechtelijke ondernemingen (waaronder gemeenten) vennootschapsbelasting (VPB) betalen voor de fiscale winst die zij met hun ondernemingsactiviteiten maken. Op basis van een inventarisatie zijn de gemeentelijke activiteiten ingedeeld in 23 clusters. De voorlopige inschatting was dat een drietal clusters ondernemingsactiviteiten bevatten die op basis van de huidige inzichten onder de vennootschapsplicht vallen (grondexploitaties, dienstverlening aan derden, en het parkeerbedrijf). Na verdere toetsing aan wettelijke criteria en valide argumenten blijven ook de activiteiten m.b.t. dienstverlening aan derden en het parkeerbedrijf buiten de vennootschapsbelasting, waarmee de (mogelijke) vennootschapsbelastingplicht m.b.t de grondexploitatieactiviteiten resteert.
Risico
Met de belastingdienst vindt momenteel vooroverleg plaats over de methode waarop de fiscale openingsbalans per 1 januari 2016 is vastgesteld. Het doel van dit overleg is om (open en transparant) de fiscale uitgangspunten van de waardering van de fiscale openingsbalans per 1-1-2016 met de belastingdienst af te stemmen. De afspraken worden opgenomen in een zogenaamde vaststellingsovereenkomst waardoor geen verschil van fiscaal inzicht kan ontstaan. Daardoor wordt een wijziging van de belastingpositie (en de te betalen VPB) uitgesloten.
Er blijft echter een risico dat de gemeente door een andere interpretatie van de wetgeving (m.u.v. wat in de vaststellingsovereenkomst is geregeld) door de belastingdienst geconfronteerd kan worden met extra VPB-heffingen. Meerjarige fiscale monitoring, planning en sturing kunnen ook dit risico verder beperken.
15. Rechtstreekse geldleningen
Programma: diverse
Bedrag: € 3.200.000 incidenteel
Kans: 10%
De gemeente Hilversum heeft ook een aantal uitstaande leningen. Het gaat om een totaalbedrag van ongeveer € 3,2 miljoen per 31 december 2018. Het totaalbedrag bestaat grotendeels uit leningen die via het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVN) zijn verstrekt in het kader van stimuleringsregelingen voor starters, particuliere woningverbetering en duurzaamheid. Daarnaast zijn leningen verstrekt aan het Nationaal Restauratiefonds en aan het Pinetum Blijdenstein.
Het risicobedrag van de rechtstreekse leningen schatten we op € 3,2 miljoen. De kans schatten we op 10%.
16. Borgstelling Tergooi Ziekenhuizen
Programma: 1 (Wonen en leven)
Bedrag: € 10.000.000 incidenteel
Kans: 10%
Op 3 juni 2019 heeft het College een voorgenomen besluit genomen om een borgstelling af te geven aan Tergooi Ziekenhuizen van maximaal € 10 miljoen. Op 19 juli 2019 heeft de raad hiermee ingestemd. Alvorens hiertoe over te gaan heeft het College een risico inschatting laten maken door een externe partij die het risicoprofiel als ‘acceptabel’ heeft geclassificeerd. Binnen de financiële verordening is in artikel 16 aangegeven onder welke voorwaarde een borgstelling mogelijk is. Elke borgstelling, dus ook deze aan Tergooi Ziekenhuizen, wordt aangemerkt als een risico. Het Waarborgfonds voor de Zorgsector staat mede garant. Het consortium van banken en Waarborgfonds voor de Zorgsector als financiers hebben hun bestaande zekerheden (hypotheek op onroerend goed) gedeeld met de Gemeente Hilversum als onderpand voor de borgstelling. Onderpand in de vorm van hypotheek als ‘normale’ zekerheidstelling die in dit geval gelijk is aan de zekerheid van de private investeerders en is daarmee marktconform. Of en in welke mate de hypothecaire zekerheden de borgstelling afdekt, is moeilijk in te schatten. Het onroerend goed heeft waarde als ziekenhuis, maar welke waarde het heeft bij faillissement weten we niet. Door de marktconformiteit in zekerheden achtten wij het niet nodig om een voorziening in te stellen, maar volstaat het om het risico op te nemen in de paragraaf Risicobeheersing en Weerstandsvermogen in de begroting en jaarrekening. Afgesproken is dat de gemeente dezelfde informatiestroom krijgt als de andere financiers. Deze informatie moet echter wel door de gemeente beoordeeld worden. Hiervoor zullen wij expertise in huis moeten halen. Om de door de gemeente gemaakte kosten te dekken wordt een rentevergoeding in rekening gebracht. Gezien het bijzonder karakter (omvang van de borgstelling en borgstelling aan een ziekenhuis is geen gangbaar proces voor gemeenten) is deze borgstelling apart benoemd en kent een hoger kans percentage dan de andere borgstellingen.
Weerstandscapaciteit
De weerstandscapaciteit bestaat uit alle financiële middelen waarmee financiële tegenvallers gedekt kunnen worden. Dit betreft zowel incidentele (éénmalige) als structurele (jaarlijks terugkerende) middelen. Ook gaat het om zowel reeds beschikbare middelen (zoals de algemene reserve) als beschikbaar te maken middelen (bijvoorbeeld door verhoging van de OZB).
Onderstaand overzicht toont de verwachte weerstandscapaciteit. Van de vermelde reserves (nummer 1) heeft alleen de ‘algemene reserve’ de functie om risico’s op te vangen. De bestemmingsreserves hebben dat per definitie niet. Zij kunnen evenwel, als de algemene reserves tekort schieten, in geval van nood toch worden aangesproken. De onderdelen met nummers 2 t/m 5 ‘kijken vooruit’.
Tabel: weerstandscapaciteit | bedragen x 1.000 | |||
Incidenteel | Structureel | |||
Actueel | 1. Algemene en bestemde reserves | 80.157 | 2. Onvoorzien | 150 |
3. Nieuwe kansen | 100 | |||
4. Stelpost autonome ontwikkelingen | 2.250 | |||
subtotaal Actueel Incidenteel | 80.157 | subtotaal Actueel Structureel | 2.500 | |
Potentieel | 5. Onbenutte belastingcapaciteit | 12.977 | ||
subtotaal Potentieel structureel | 12.977 | |||
Totaal | Totaal incidenteel | 80.157 | Totaal structureel | 15.477 |
Toelichting op de onderdelen van de weerstandscapaciteit
1. Algemene reserve en bestemmingsreserves
De algemene reserve heeft de functie van buffer voor het opvangen van risico’s waarvoor geen maatregelen kunnen worden getroffen (bijvoorbeeld: afsluiten verzekering, instellen van een voorziening op de balans). De bestemmingsreserves zijn - zoals de term aangeeft- bestemd voor de diverse doelen waarvoor ze zijn ingesteld. Ze vormen (als onderdeel van het eigen vermogen) een weerstandscapaciteit die kan worden aangesproken in het geval dat de algemene reserve tekort schiet. Het geraamde totaal aan reserves bedraagt per 31 december 2020 € 80,2 miljoen.
2. Onvoorzien
Jaarlijks wordt in de begroting een post voor onvoorziene lasten opgenomen. Ten laste van dit budget mogen alleen uitgaven worden geboekt die voldoen aan de zogenoemde drie o’s: onvoorzien, onontkoombaar en onuitstelbaar. Een deel van de tegenvallers kan dus met dit budget worden opgevangen. De post ‘onvoorzien’ in de programmabegroting 2020 en volgende jaren bedraagt structureel € 150.000.
3. Budget nieuwe kansen
In de nieuwe financiële verordening is de post ‘Nieuwe kansen’ opgenomen. De post ‘Nieuwe kansen’ mag alleen worden aangesproken voor incidentele uitgaven die het mogelijk maken om in te spelen op kansen die zich gedurende het jaar voordoen. Het college stelt hiervoor in de uitvoeringsafspraken stringente voorwaarden op.
4. Stelpost autonome ontwikkelingen
Voor het opvangen van autonome ontwikkelingen is in de meerjarenraming een stelpost geraamd die elk jaar € 1,5 miljoen hoger wordt. Binnen de horizon van de lopende programmabegroting – van 2020 tot en met 2023 – loopt de post op van € 0 (2020 is al benut) tot € 4,5 miljoen (2023). Dat is bij elkaar opgeteld € 9 miljoen. Daarmee wordt in de periode 2020-2023 gemiddeld een bedrag van € 2,25 miljoen toegevoegd aan de structurele weerstandscapaciteit.
5. Onbenutte capaciteit Onroerende zaakbelasting
De onbenutte OZB-capaciteit is het verschil tussen enerzijds de OZB-opbrengst bij het door de gemeente Hilversum vastgestelde tarief en anderzijds de opbrengst die zou worden behaald als de gemeente het tarief zou hanteren dat minimaal nodig is om in aanmerking te komen voor een aanvullende uitkering op basis van artikel 12 Fvw (Financiële verhoudingswet). Dit landelijke (voor alle gemeenten gelijke) ‘artikel 12 normtarief’ is een gewogen percentage op basis van de economische waarde van de drie categorieën belastingobjecten (woningen, niet-woningen eigenaren en niet-woningen gebruikers). Het normtarief wordt elk jaar door het rijk vastgesteld en bedraagt voor 2020 (meicirculaire 2019): 0,1853%.
Het gewogen percentage van de gemeente Hilversum, op basis van de door de gemeenteraad voor 2020 voorgestelde tarieven, is 0,1163%. Hilversum zit daarmee 0,0690% onder het normtarief. Wanneer dit verschil wordt vermenigvuldigd met de opgetelde economische waarde voor de drie categorieën – € 18,8 miljard – dan levert dit een onbenutte OZB-capaciteit van € 13,0 miljoen op.
N.B. Met ingang van het nieuwe financiële beleid wordt in bovenstaande tabel de verwachte winst uit grondexploitaties niet meer opgenomen.
Weerstandsvermogen
Het weerstandsvermogen is de verhouding tussen de aanwezige en de benodigde weerstandscapaciteit. Zoals getoond in de risicoprofieltabel hiervoor, en in de tabel hieronder, bedraagt de benodigde weerstandscapaciteit € 3,2 miljoen incidenteel en € 2,0 miljoen structureel. Zoals getoond in de weerstandscapaciteitstabel hiervoor, en in de tabel hieronder, bedraagt de aanwezige weerstandscapaciteit € 80,2 miljoen incidenteel en € 15,5 miljoen structureel. Dit betekent een incidenteel weerstandsvermogen van 24,8 en een structureel weerstandsvermogen van 7,8. Omdat de ‘Overige risico’s’ niet gekwantificeerd zijn, is het bedrag aan benodigde weerstandscapaciteit – en daarmee het weerstandsvermogen- enigszins geflatteerd. Tegelijkertijd is het verschil in benodigde en aanwezige weerstandscapaciteit zo enorm groot dat deze flattering geen invloed heeft op het algemene beeld dat de gemeente Hilversum een buitengewoon goed weerstandsvermogen heeft.
Tabel: weerstandsvermogen | bedragen x 1.000 | |||
aanwezige weerstandscapaciteit | benodigde weerstandscapaciteit | weerstands- | beoordeling | |
incidenteel | 80.157 | 3.232 | 24,8 | uitstekend |
structureel | 15.477 | 1.995 | 7,8 | uitstekend |
totaal | 95.634 | 5.226 | 18,3 | uitstekend |
Om een ‘algeheel weerstandsvermogen’ te kunnen bepalen, moeten de incidentele en structurele cijfers bij elkaar worden opgeteld. Dat kan alleen als we bepalen hoe lang we, als dat nodig mocht zijn, mogelijke structurele tegenvallers willen laten drukken op incidentele weerstandscapaciteit. Het antwoord is: zo kort mogelijk, dus maximaal één jaar. Het is namelijk ongeschreven financieel beleid dat structurele tegenvallers in het eerstvolgende jaar meteen worden gecompenseerd met bezuinigingen. Dit voorzichtige en verantwoorde financiële beleid draagt er aan bij dat we de structurele weerstandscapaciteit zo min mogelijk aanwenden en om die reden qua omvang niet heel groot hoeft te zijn. Zoals de tabel laat zien, is het algehele weerstandsvermogen 18,3. Oftewel, we kunnen 18,3 keer de benodigde weerstandscapaciteit dekken uit de aanwezige weerstandscapaciteit.
Hoe moeten we deze getallen waarderen? In het artikel ‘Een norm voor het weerstandsvermogen’ (B&G, oktober 2006) heeft Smorenberg een beoordelingstabel voor het weerstandsvermogen voorgesteld.
Tabel: beoordeling van het weerstandsvermogen | ||
Categorie | Weerstandsvermogen | Beoordeling |
A | >2 | Uitstekend |
B | 1,4<x<2,0 | Ruim voldoende |
C | 1,0<x<1,4 | Voldoende |
D | 0,8<x<1,0 | Matig |
E | 0,6<x<0,8 | Onvoldoende |
F | <0,6 | Ruim onvoldoende |
Aan de hand van deze beoordelingstabel vallen zowel het incidentele, het structurele als het algehele
weerstandsvermogen van de gemeente Hilversum in de hoogste categorie en verdienen zij de beoordeling uitstekend.